Orgel Nicolaaskerk
Het orgel, de geschiedenis,
Het orgel werd gebouwd in 1886 door Jan van Gelder uit Leiden ten behoeve van de Doopsgezinde Kerk te ‘s-Gravenhage. Na de renovatie van de kerk in 1964 wenste men het orgel, waarvan het front door de architect van de neoromaanse zaalkerk werd ontworpen, in de nieuwe situatie niet te handhaven. Het kreeg een nieuwe bestemming in de herv. kerk van Dwingeloo.[1]
Het had oorspronkelijk 2 klavieren en een aangehangen pedaal met 13 registers.
In het contract met van Gelder werd het volgende opgenomen:[2]
“Art. 3
De manuaallade zal bevatten negen registers waarvan acht doorlopend te weten 1. Prestant 8 vt; 2. Bourdon 16 vt; 3. Holpijp 8 vt; 4. Octaaf 4vt; 5. Roerfluit 4vt; 6. Quint 3vt; 7. Picolo 2vt; 8. Trompet 8 vt. en op 9. Cornet driesterk deze laatste af kl. tot en met “’f (drie gestreept).
De bovenwerkslade zal bevatten vier doorlopende registers, t.w. 1. Bourdon 8vt; 2. Salcionaal 8vt; 3. Fluit Harmonisch 4 vt; en Clarinet 8vt.
Art. 4
Wijders zal het pedaal aangehangen worden doch bij het bouwen der Orgelkast, en het plaatsen van het binnenwerk zal er zorg voor worden gedragen dat er behoorlijke ruimte zij voor eens vrijpedaal van minstens vier registers; en zal de windstoestel, (balgen, windladen enz.) zoo danig zijn ingericht dat onmiddellijk als zulks verlangd wordt het vrije pedaal kan aangebracht worden. De kosten van dit vrije pedaal zullen de kosten van duizend Guldens niet mogen te boven gaan. (…)
Art. 5
De aanneming is geschied voor een som van vijfduizend Guldens, welk bedrag na oplevering en goedkeuring (…) De oplevering moet geschieden uiterlijk op den 1sten Augustus 1886. (…)
Van Gelder was een leerling van orgelbouwer C.F. Witte. Witte kwam uit Utrecht. In deze periode was de Franse invloed in de Nederlandse orgelbouw duidelijk merkbaar. Het was ontstaan doordat er destijds in Den Haag een aantal orgels zijn gebouwd door de Fransman A. Cavaillé Coll. Bij het orgel in Dwingeloo is dat met name terug te zien in de orgelkas. Ook in de klank van het instrument is deze invloed terug te horen.
Op 30 september 1886 schreef ene B Nicolaï aan de Kerkenraad der Doopsgezinde Gemeente te ’s-Gravenhage dat “de heer J van Gelder volkomen heeft beantwoord aan de eischen in het contract gesteld.”
De in het contract genoemde dispositie van het orgel is om de een of andere niet bekende reden kort na de oplevering reeds gewijzigd. Op 18 december 1895 uitte de toenmalige organist aan de Doopsgezinde kerk Dhr H R Golterman, na een dienstverband van 5 jaar, per brief aan de Kerkenraad zijn ongenoegen over het instrument. Met name de Octaaf 2vt in het bovenklavier achtte hij geheel misplaatst. Deze zou op advies van zijn voorganger een “beter register” hebben vervangen. De geachte briefschrijver, “noch een zijner collega’s konden bevroeden waartoe deze verandering moest dienen”. Hij verzoekt de Kerkenraad te willen besluiten tot eene herstelling van zijn orgel in den toestand waarin het oorspronkelijk verkeerde. Tevens verzoekt hij, zij het met enige schroom vanwege de kosten, tot plaatsing van een vrij pedaal.
Hoe de Kerkenraad op dit verzoek heeft beslist is niet bekend.
Wel bekend is dat in 1911 er een uitbreiding heeft plaatsgevonden door Van Leeuwen.[3]
Wat deze uitbreiding inhield vermeldt het verhaal niet.
Voorts vermeldt het Haagse dagblad Het Vaderland in 1923 het volgende[4]:
“Men schrijft ons: De werkzaamheden aan het orgel in den Doopsgezinde Kerk zijn afgeloopen. Nieuwe klavieren vervangen de rammelende oude, terwijl de vroegere, zeer onvoldoende werkende, manuaalkoppel plaats maakte voor een nieuwen van heel andere constructie. Daartoe moest het bestaande mechaniek mede een grondige verandering ondergaan. Voorts werd een nieuwe bevoering en verandering van het pedaalmechaniek en van het pedaalklavier aangebracht en de werking van den pedaalkoppel verbeterd. De 54 oude, slecht aansprekende Trompetpijpen werden vervangen door nieuwe, waarvan de corpsen 60 pCt. tin, de mondstukken en tongen van koper en de stemkrukken van phosphorbronsdraad zijn. De uitvoering dezer werkzaamheden was toevertrouwd aan den heer G. van Leeuwen te Leiderdorp. Intusschen is het orgel sinds eenigen tijd door de firma Bouvy en Co. voorzien van een electrischen windaandrijver. De wekelijksche Wijdingsuren kunnen dus nu hervat worden en het eerste zal plaats hebben op a.s. Donderdag 16 Augustus, waarvoor de organist de medewerking verkreeg van de solisten mevr. Regina Grelinger (celliste) en den heer Willem Ravelli (bas).
Verder wordt er nog gesproken over een wijziging door Van Leeuwen in ca 1931.
Het orgel werd in 1964-'65 overgeplaatst naar N.H. kerk van Dwingeloo. De overplaatsing werd uitgevoerd door orgelmaker N.D. Slooff uit Ouderkerk a/d Amstel. [5]
De dispositie werd bij de plaatsing gewijzigd. Delen van het oude orgel werden door Slooff verwerkt in een nieuw orgel voor de Sebakerk te Krimpen a.d. IJssel. [6]
Daarbij werd de situering van het binnenwerk geheel veranderd vanwege de aanwezigheid van een grote trekbalk dwars door het orgel. Het orgel werd met weinig middelen technisch hersteld, doch niet gerestaureerd. De dispositie en de intonatie zijn bij die gelegenheid grondig gewijzigd van een romantische- naar een enigszins neo-barokke signatuur. [7]
Dispositie van het instrument voor plaatsing te Dwingeloo [8]
Hoofdwerk |
|
Bovenwerk |
|
Pedaal |
|
Bourdon |
16' |
Salicional |
8' |
Subbas |
16' |
Prestant |
8' |
Bourdon |
8' |
Bourdon |
8' |
Holpijp |
8' |
Flûte harmonique |
4' |
Octaafbas |
8' |
Octaaf |
4' |
Vox celeste |
8' |
|
|
Roerfluit |
4' |
|
|
|
|
Quint |
2 2/3' |
|
|
|
|
Piccolo |
2' |
|
|
|
|
Cornet |
V disc. |
|
|
|
|
Trompet |
8' |
|
|
|
|
Dispositie van het instrument na plaatsing te Dwingeloo:
Hoofdwerk |
|
Bovenwerk |
|
Pedaal |
|
Prestant |
8' |
Bourdon |
8' |
Subbas |
16' |
Holpijp |
8' |
Prestant |
4' |
Bourdon |
8' |
Octaaf |
4' |
Fluit |
4' |
Koraalbas |
4' |
Roerfluit |
4' |
Piccolo |
2' |
|
|
Quint |
2 2/3' |
Sesquialter |
II |
|
|
Octaaf |
2' |
Tremulant |
|
|
|
Cornet |
V discant |
|
|
|
|
Mixtuur |
II-III |
|
|
|
|
Trompet |
8' |
|
|
|
|
Vanwege de romantische esthetiek van het gehele orgel was deze ingreep weinig gelukkig. De nieuwe fabrieksmixtuur en dito sesquialter sloten niet aan bij de veel wijdere mensuren van het oude pijpwerk. Er was een dunne, prikkerige en onsamenhangende klankkroon ontstaan die bovendien haaks stond op de luid schetterend-romantische klank van de door Van Leeuwen in 1933 geleverde Trompet.
In de negentiger jaren van de 20e eeuw werd besloten het orgel te restaureren. Afhankelijk van de beschikbare subsidiebudgetten zou dit in fasen geschieden. Het aanvankelijke plan beoogde een grotendeels herstel van de oorspronkelijke situatie, doch werd later gewijzigd in het grotendeels handhaven van de historisch gegroeide situatie. Wel bleven de oorspronkelijke technische en artistieke kwaliteit en monumentale waarden zoveel mogelijk behouden.
De restauratie is uitgevoerd door Mense Ruiter Orgelmakers BV in Zuidwolde. Als adviseur begeleider werd dhr A S Tuinstra uit Bedum aangesteld.
In 2010 is de restauratie voltooid.
Dispositie na restauratie:
Hoofdwerk |
|
Bovenwerk |
|
Pedaal |
|
Prestant |
8' |
Bourdon |
8' |
Subbas |
16' |
Holpijp |
8' |
Prestant |
4' |
Bourdon |
8' |
Octaaf |
4' |
Fluit |
4' |
Koraalbas |
4' |
Roerfluit |
4' |
Piccolo |
2' |
|
|
Quint |
2 2/3' |
Tremulant |
|
|
|
Octaaf |
2' |
|
|
|
|
Cornet |
V discant |
|
|
|
|
Mixtuur |
II-III |
|
|
|
|
Trompet |
8' |
|
|
|
|
Koppelingen: Hoofdwerk - Bovenwerk, Pedaal - Hoofdwerk,
Het orgel telt nu 16 registers, één minder dan voorheen. Maar de klanksterkte en draagkracht van het instrument zijn bijna verdubbeld, zoals dat oorspronkelijk het geval zal zijn geweest. Ondanks haar romantische signatuur is het orgel breed inzetbaar. Niet alleen als begeleidingsinstrument voor de kerkelijke gemeente maar ook voor de muziekliteratuur in de regio. Vooral als koorbegeleidingsinstrument is het zeer geschikt, omdat de klankkleuren bij crescendo en decrescendo effecten zeer goed mengend in elkaar overlopen.
De klank van dit orgel geeft duidelijk weer dat Jan van Gelder het vak goed beheerste en evenwichtig werk heeft geleverd.
[1] www.reliwiki.nl
[2] Gemeentearchief Den Haag; Inv. 213, Archief Doopsgezinde Gemeente ’s Gravenhage.
[3] Inventarisatie Doopsgezind Orgelbezit.
[4] Uit Het Vaderland, 10 Augustus 1923
[5] Bron: Stef Tuinstra Bedum
[6] Het orgel 1978 nr. 9 blz. 264)
[7] Bron: Stef Tuinstra Bedum
[8] Mededeling toenmalige organist dhr. E. Dees: